Onderzoeksrapport

Om u een beeld te geven van de werkzaamheden die nodig zijn aan het orgel nemen we hieronder de samenvatting van Dhr. Tuinstra over:

Algehele conditie

De staat van het kastwerk is over het algemeen vrij goed. Er zijn weinig krimpscheuren of andere beschadigingen.

Bij de jl. kerkrestauratie is het orgel wel afgedekt geweest maar is dat onvoldoende zorgvuldig gebeurd. Het orgel is binnenin dan ook dramatisch vies. Het plakkerige steenstof heeft zich overal genesteld en laat zich moeilijk verwijderen. Voor een goed functioneren van het orgel, alsmede voor de goede klankgeving (intonatie), is het absoluut noodzakelijk dit vuil te verwijderen. Daartoe moet alle pijpwerk uit het orgel worden genomen en alle houten delen en alle pijpen pijp voor pijp schoongemaakt worden.


De kleurstelling is wel op meer plekken aangetast en zal ook in de huidige staat bijgewerkt moeten worden. De kleur als zodanig wordt echter als lelijk bestempeld, niet passend bij een zo oud orgel als dit. Ook de pastelgroene kleur van de borstwering en de onderbouw is een fantasiekleur die is bijgezocht bij de in 1970 foutief gekozen roze kleur. Onderzoek heeft uitgewezen dat de nu aangebrachte kleur een grondkleur geweest is voor een mahonie-imitatie die in 1862 is aangebracht toen het orgel vanuit de Pepergasthuiskerk in Groningen naar Peize is overgeplaatst. Het kastwerk zal in Groningen een effen rode kleur gehad hebben. De sporen daarvan zijn bij de vorige restauratie van 1968-72 volledig verwijderd door aflogen. Op het snijwerk zijn wel veel restanten van vergulding aanwezig zodat het voor de hand ligt dat te herstellen. Indien de mahonie imitatie weer wordt aangebracht zal de huidige groene kleur niet meer harmoniëren en dient er een alternatieve kleur te komen. Indien men het groen wil handhaven zal dit b.v. een donkerder olijfgroene kleur kunnen zijn. Deze kleurcombinatie kwam in het verleden wel vaker voor.


Windvoorziening

De belering van de nieuwe magazijn blaasbalg van 1970 is in verregaande staat van uitdroging en is op divers plekken gescheurd. Het schapenleer dat rond 1970 beschikbaar was was op een moderne wijze gelooid waardoor de kwaliteit ervan niet erg duurzaam is. De belering dient geheel te worden vervangen, hetgeen een restauratie van de balg inhoudt. Het type balg is echter niet passend bij een oud orgel als dit. Dat zijn tot aan het midden van de 19de eeuw z.g. spaanbalgen geweest. Spaanbalgen geven ook een veel fraaiere en bijpassender windgedrag bij dit orgel, hetgeen de klank zeer ten goede zal kunnen komen. Omdat de kosten van het restaureren van de magazijnbalg bijna zo hoog zullen zijn als het maken van twee spaanbalgen is het verreweg verkieslijk om i.i.g. twee nieuwe spaanbalgen te maken en die op de nieuwe ontstane ruimte achter het orgel te plaatsen. Het nog in goede staat verkerende materiaal van de balg (de orgelmaker neemt dit dan in) kan bij dit alles een minderprijs geven bij het maken van de spaanbalgen. Voorheen was het niet mogelijk achter het orgel  spaanbalgen te plaatsen zodat het naar voren plaatsen van het orgel in dit opzicht een groot (artistiek) voordeel heeft opgeleverd.


Windladen

De windladen zijn in een veel slechtere toestand dan tot nu toe is gedacht. M.n. de lade van het Rugpositief is zeer lek (krimpscheuren onder het afdekleer). De winddruk zakt bij volle klank dan ook dramatisch terug met 16 mm waterkolom waardoor de volle klank onaanvaardbaar vals wordt.

Echter ook de windladen van Hoofdwerk en Pedaal zijn in slechte staat, die van het Pedaal nog het minst erg. Bij vol spel is het orgel dan ook zeer ontstemd. Omdat het spelen met volle werk echter nauwelijks gebeurt omdat het orgel zo luid klinkt is dit wellicht nog niet zo opgevallen (zie ook onder).

Dit betekent dat alle windladen opnieuw gerestaureerd moeten worden. Dit betekent weer dat het orgel voor het grootste deel gedemonteerd moet worden, naar de werkplaats van de orgelmaker vervoerd en nadien weer in elkaar gezet. Aangezien het om duizenden aparte onderdelen en derhalve om eveneens enkele duizenden manuren gaat zal dit veel geld moeten kosten.


Regeerwerk

Dit is vergelijkenderwijs nog en redelijk staat en zou in principe in het orgel zelf gerepareerd kunnen worden en zou dus niet volledig hoeven te worden gedemonteerd en nadien opnieuw gemonteerd. Omdat het aanwezige vuil zich echter ook in de draaipunten van e mechaniek bevindt zal bekeken moeten worden of dit vuil te verwijderen is zonder volledige, of met gedeeltelijke demontage. Als dat mogelijk is scheelt dat uiteraard aanzienlijk in de kosten.


Pijpwerk

Merkwaardig genoeg is de staat van het oude pijpwerk van 1631 (Verbeeck), 1697 (Schnitger) en Hinsz (1751) in goede staat, maar is dat van Van Vulpen uit 1972 juist in minder goede tot zelfs slechte staat. Dit is het gevolg van het toepassen van zuiver lood bij dit nieuwe pijpwerk. Zuiver lood bevat nauwelijks restmetalen zoals bismut, koper, antimoon of zilver. Oud pijpwerk kon in vroeger eeuwen lang niet zo zuiver geraffineerd worden als heden ten dage en bevat deze metaalsporen daarom wel. Juist dit restmateriaal geeft echter de stabiliteit van pijpwerk van hoog loodgehalte. De nieuwe pijpen zakken daarom in of raken meteen krom als het gestemd wordt, zelfs als dit heel voorzichtig gebeurt. De jaarlijkse stemkosten zijn daarom bij dit orgel dan ook naar verhouding te hoog wil er geen onnodige schade aan het orgel ontstaan. In de afgelopen tientallen jaren is hiermee echter te weinig rekening gehouden omdat men geen, in principe te, hoge stemkosten wilde accepteren en is het nieuwe pijpwerk zeer beschadigd geraakt. Bij de vorige dure onderhoudsbeurt is dit dan wel hersteld, maar moest het pijpwerk daarna worden bij geïntoneerd. Reden van de hoge kosten. Dit zal zich in de toekomst blijven herhalen als men dit pijpwerk niet wenst te vervangen door replica’s met wél voldoende kruipweerstand.

De keuze is dus: nu niet vervangen is goedkoper maar op termijn zeer duur. Wel vervangen is nu duurder maar in de toekomst veel goedkoper. Wat is dus wijs: korte termijn of lange termijn denken?


Klankgeving

Een heikel punt is de klankgeving. T.b.v. de jl. kerkrestauratie is een akoestisch rapport uitgebracht door het vermaarde akoestisch bureau Peutz uit Nijmegen. Daaruit kwam naar voren dat na de restauratie het orgel niet anders zou klinken dan er voor, ondanks dat de akoestiek enigszins zou worden veranderd door het vergroten van de boog tussen schip en koor.

Deze analyse is helaas niet uitgekomen. Het orgel klinkt na de restauratie juist nog luider dan voorheen al het geval was. Drie oorzaken zijn hiervoor aan te wijzen:

  • Het nieuwe pleisterwerk op de muren is harder en gladder dan het oude.
  • Het orgel staat dichterbij de boog ondanks dat die vergroot is en is de terugkaatsing van de koorboog in het schip significant sterker.
  • In het koor klinkt het orgel enigszins luider omdat de koorboog vergroot is waardoor er meer geluid tot het koor doordringt.
  • De aard van de klankgeving is dusdanig dat de hoogste boventonen in de klank zijn weg gefilterd waardoor de klank ronder van karakter wordt. Dit is niet conform de klankgeving van de drie orgelmakers van het Peizer orgel die de klank helderder en iets scherper lieten zijn. Scherpte bij de klank betekent echter een ‘zilverig’ effect in de kerk. In combinatie met luidheid veroorzaakt de huidige intonatie echter een dubbel negatief effect. Rond + luid gaat ‘gillen’ en geeft teveel geluidsdruk op het oor. Scherp + luid is ook niet aangenaam, maar minder erg dan rond + luid.

Het orgel klonk, sinds de vorige restauratie die in 1972 was voltooid, al onaanvaardbaar luid. Dat was de reden tot een herintonatie ca. 15 jaar later. Dat hielp enigszins maar toch nog onvoldoende.Vanwege de genoemde resultaten bij de jl. restauratie is de klank van het orgel momenteel onaanvaardbaar. Geluidsdrukproeven hebben aangetoond dat het volle werk gehoor beschadigend is, want boven de 90 decibel. Maar ook bij de zachtere geluiden is er nog altijd sprake van rond 83 decibel. Geen wonder dat veel kerkgangers klagen over het te luide orgel. Ze hebben gelijk en zal er dus iets moeten gebeuren.

Daarom zijn er bij het onderzoek klankproeven gedaan (d.m.v. het toepassen van minder winddruk) en zijn daar opnamen van gemaakt. Gebleken is dat er een heel goed compromis bereikt kan worden tussen een winddruk die dicht bij de originele zal liggen zoals die in Groningen sinds 1631 ook aanwezig was en die ook in Peize als aanvaardbaar kan worden beschouwd. Daartoe moet het orgel wel volledig geherintoneerd worden omdat de druk met bijna 10 mm waterdruk omlaag moet worden gebracht waardoor ettelijke pijpen niet goed meer aanspreken.


PLAN A in kort bestek

  • Vooronderzoek, volledige demontage en vervoer naar werkplaats orgelmaker.
  • Volledige schoonmaak van alle onderdelen.
  • Herstel kastwerk en snijwerk. Daarna herstel kleurstelling van 1862: mahonie imitatie, bladgoud en olijfgroene onderbouw.
  • Vernieuwing van alle sterk verouderde elektra in en bij het orgel.
  • Vier nieuwe spaanbalgen met pompbomen in een balgstoel achter het orgel en aanpassing van het windkanaalsysteem. Nieuwe balgtremulant bijmaken.
  • Restauratie van de windladen en frontconducten.
  • Uitnemen draadwerk en schoonmaak walsarmen. Controle van alle draadwerk bij opnieuw inhangen. Eventuele vervanging ervan met messingdraad.
  • Herstel van beschadigingen bij het oude pijpwerk. Herstel van enkele door loodcorrosie aangetaste pijpen en eventueel (front)conducten.
  • Vervanging van het pijpwerk van 1972 door nieuwe replica’s van de juiste metaalsamenstelling (m.u.v. de Bourdon 16 vt – pedaal en Vox Humana Rugpositief)
  • Montage van de gerestaureerde onderdelen en opnieuw inregelen mechanieken.
  • Herintonatie pijpwerk op de juiste (lagere) winddruk.